Er zitten groeven in het deurposthout De kruiwagen heeft diepe deuken Ze zijn elkaar intens vertrouwd in stoten en in breuken Het is een wijkplaats voor de regen een bijna duister kot Spaden, schoffels, harken, grepen overwegen hier hun roestig lot Want de hand die ooit hanteerde zoekt steeds vaker steun en de stem die ooit soleerde bromt steeds weer dezelfde deun